
Nieuwe meerjarencijfers vanaf 2027 nodig. Het gesprek over de besteding van het geld begint weer op gang te komen. Regionale overheden willen Europees beleid schijnbaar niet meer kwijt
door Koos van Houdt
Eén ding weten we allemaal. Er zijn volgens Europese regels Europese pegels binnen te slepen. Voor gewone mensen in Friesland, Mecklenburg-Vorpommern of Catalonië is dat een onderwerp van dagelijks gesprek. Nou ja, voor hun bestuurders in gemeentehuizen, provincies of andere regionaal georganiseerde overheden dan ook.

Foto: © Peter-Vincent Schuld
Ver van te voren begint het gesprek daarover. Ook in Nederland. In ons land belegden de Europese deskundigen van provincies en gemeenten op 14 september een studiedag daarover. In alle openbaarheid aangekondigd op verschillende Linkedin-pagina’s. Een dag van te voren bleek die openbaarheid niet de bedoeling. Alsof er een aantal zeer belangrijke staatsgeheimen besproken zouden worden. Een bedenkelijke gang van zaken.

Foto: © Peter-Vincent Schuld
Dan maar afreizen naar Murcia? De ministers uit de lidstaten die zich met het Europese regionale beleid bezighouden, deden dat. Om een soort van eerste uitwisseling van gedachten te houden over het regionale beleid vanaf 2027. En om te zien of er weer zoveel geld naar toe moet, als op dit moment het geval is. Over zoiets kan in deze fase alleen nog maar vaag en in het algemeen wat gezegd worden. Daarnaast de vraag of het doel voor dat geld hetzelfde moet blijven of moet veranderen. Innovatie is op dit moment het toverwoord voor regionale subsidies.

Uit de eerste schriftelijke bijdrage van het Nederlandse kabinet aan dit debat blijkt dat ons land niet veel behoefte heeft aan ingrijpende veranderingen ten opzichte van het huidige beleid. ‘Cohesiebeleid 2.0’, zoals het voor komende vrijdag op de agenda is geformuleerd, levert dan niet heel veel nieuws op. Maar ook Nederland vindt dat het regionale beleid moet worden voortgezet. En dat is, gelet op de voorgeschiedenis, best opmerkelijk.

Foto: © Peter-Vincent Schuld
Uit verschillende recente rapporten vanaf universiteiten en bestuurlijke organen in ons land blijkt dat ons land best blij is met het relatief bescheiden bedrag dat uit de Europese kas tot ons komt. Ons land erkent de eigen rijkdom en wil ook dat het doel van het regionale beleid blijft gericht op ver achtergebleven en veel armere regio’s in de Europese Unie. Alleen is helemaal niets voor ons land ook geen optie. Met als kanttekening: een lidstaat moet wel blijven voldoen aan de spelregels van de rechtsstaat. Polen en Hongarije blijven in de verdachtenbank.

Maar dat is voor gisteren, vandaag en een klein beetje morgen. Maar hoe kwam het eigenlijk dat de Europese Unie ooit is overgestapt op Europees regionaal beleid. Daarover is in 1985 en 1986 onder de vermaarde voorzitter Jacques Delors van de Europese Commissie onderhandeld door de toenmalige lidstaten. Delors is de man van de Europese interne markt. Hij drukte zijn stempel op de zogenaamde Europese Eenvormige Acte (in het Frans: ‘Acte Unique’) waar de neventitel ‘Unieke Unie’ aan vastgeknoopt is.

Foto: © Peter-Vincent Schuld
“Mooi”, zeiden ze toen in de nieuwe lidstaat Spanje. Maar wij hebben een nogal decentraal georganiseerd stelsel. Dus vinden we dat het Europese regionale beleid er ook moet komen op die interne markt. Want ook onze regionale regeringen willen goede dingen voor de mensen doen. Dat lukt beter als we op Europese schaal kunnen concurreren met regio’s elders in de Europese Unie. Nederland schaarde zich in die onderhandelingen achter de brede rug van Frankrijk. Extreem centraal georganiseerd land is dat. Beide landen verloren de slag. Sindsdien bestaat Europees regionaal beleid als regel en slechts aanvullende mogelijkheden van nationale overheden binnen de afgesproken grenzen van wat met staatssteun kan worden gedaan. Spanje is dus een enthousiast aanhanger van dat beleid. Het zet met smaak en animo nu het gesprek over een nieuwe periode op de agenda.
Nederland daarentegen was ooit een felle tegenstander.

Foto: © Peter-Vincent Schud
Vooral de VVD heeft er lang een stevige oppositie tegen gevoerd. De meeste indruk maakte de slagzin van toenmalig minister van financiën Gerrit Zalm: Die regionale steun kunnen we gemakkelijk zelf betalen. Dat Europees doen, betekent alleen maar “rondpompen van geld”. En naar aanleiding van de eerste onderhandelingen over het geld op de Europese Raad van Edinburgh in 1993: “Het kabinet laat miljarden het raam uitvliegen”.
Mooi, maar in Nederland zijn de decentrale, lees lokale en regionale, overheden nooit de zwijgende uitvoerders van wat er op de ministeries in Den Haag wordt bedacht. Zij maakten voortdurend ruzie met het kabinet, wanneer dat Europese regionale beleid weer eens aan de orde was. Pas veel later legde ons land zich erbij neer. Er bleken toch ook waardevolle elementen in dat Europese beleid te zitten. Zoals het leren van elkaar door regio’s in de hele Europese Unie, die met vergelijkbare problemen worstelen. De Europese factor voor hun beleid willen decentrale overheden niet meer kwijt.