door Koos van Houdt
Anne Vondeling is inmiddels verdwenen in de grijze nevelen van het afgetakelde herfstbos

Foto: © Jolanda Amoureus / Schuld
Beste lezers.
Ik geef het eerlijk toe. Bij alles wat ik in dit verhaal verder schrijf, moet een kanttekening gezet worden. Ook ik ging voor de bijl. Gisteren, op 2 juni, precies vijf jaar geleden. Ook ik trok toen mijn nette pak aan, ging met mijn gezin een dag uit en verbleef in de middaguren in de ogenschijnlijk vorstelijke vergaderzaal van de Eerste Kamer in Den Haag. Ik heb de eremedaille in zilver in een mooie doos thuis. Compleet met oorkonde. Ik was waardig bevonden toe te treden tot de rijen van gelauwerde journalisten.
Sindsdien doe ik voor jullie hetzelfde als wat ik nu al dertig jaar lang nu voor jullie en daarvoor voor andere lezersgroepen deed. Vertellen over wat er allemaal van belang is te weten over de ontwikkelingen in Europa en over de politiek van de Europese Unie. Niemand naar de mond praten. Wel zeggen van goed is, maar zeker ook de vinger leggen bij wat onjuist geacht moet worden of kritiek verdient.
En toen viel de uitnodiging op de mat. Van een organisatie uit Luxemburg, met als naam ‘Merite Europeèn’. Hoewel ik altijd gewoon in het Nederlands schreef en nergens om had gevraagd. Toch was daar opgevallen dat ik mijn vak zodanig uitoefende, dat daar wel een keer een schouderklopje voor gegeven mocht worden.
Vooruit dan maar. Toch, ik zou er nooit om hebben gevraagd. Laat staan me zelf ervoor te hebben aangeprezen. Ooit droop een hoofdredacteur teleurgesteld af, toen hij mij stimuleerde mijzelf aan te prijzen voor de Anne Vondelingprijs. Je moet er dus om vragen, die prijs te krijgen. Dat ligt me niet. Zoiets heeft me altijd tegen de borst gestuit. Er is dus niets mis met de Anne Vondelingprijs. Maar toch, er klopt iets niet tussen deze prijs en mijzelf.
Zo ontstond de afgelopen dagen dit verhaal in mijn kop. Een inmiddels berucht geworden Nederlander werd de man van negen miljoen. Op kosten van de belastingbetaler harkte hij dat geld binnen voor de levering van mondkapjes, die nu liggen te verpieteren in de magazijnen. Op zichzelf nog wel te begrijpen. Het ministerie van volksgezondheid vroeg er vorig jaar zelf om, toen jullie, en ik ook, bang waren door gebrek aan mondkapjes ziek te worden. ‘Om niet’, zei hij. Zo kon hij negen miljoen euro bijschrijven op de rekening van een inderhaast opgericht bedrijfje met een medelijden opwekkende naam.
Deze man, Sywert van Lienden is de naam, blijkt al een aantal jaren deel uit te maken van de jury van de Anne Vondelingprijs. Vraag aan bestuursvoorzitter Jan Schinkelshoek: “Hoe kwam dat zo, dat een broekje als Sywert die nog maar net kwam kijken, in zo’n jury terecht kwam? Schinkelshoek kan deze vraag niet beantwoorden. “Dat is gebeurd onder een vorig bestuur. Ik weet niet wat toen de beweegredenen waren”. Zo lang zit Sywert dus al in die jury, die moet oordelen over het werk van door de wol geverfde politieke journalisten zoals ik. Want Jan zit er nu ook al weer een aantal jaren als voorzitter.
U denkt natuurlijk, die man als Koos, die schrijft maar wat. Uit de losse pols leuke teksten. Maar zo zit de journalistiek niet in elkaar. Pas als je door je dossiers bent heen gekropen, weet je waarover je wilt schrijven. Pas als je de inhoud van zo’n dossier een beetje begrijpt, kun je het ook fatsoenlijk en begrijpelijk aan jullie uitleggen. En nog doe ik het lang niet altijd goed. Denk ik.
Ik voel me niet minder dan vele collega’s, die ook hun werk goed doen. Maar ik werkte nooit bij NRC Handelsblad of de Volkskrant. Op de lijst van de prijswinnaars prijken onevenredig veel collega’s die naar voren zijn geschoven door de hoofdredacteur van hun krant. Het zijn kranten die bij deze en andere journalistieke prijzen al bij voorbaat grote beschouwingen schrijven als één van hen naar voren wordt geschoven voor de prijs. Bij de nominaties voor de journalistieke prijs ‘De Tegel’ steken ze elkaar vooraf de ogen af vanwege ‘hun’ nominaties.
Dat is precies wat ik tegen deze en andere journalistieke prijzen heb. Ik heb niets tegen de collega’s die op de lijst staan. Heel veel van hen ‘verdienen’ de onderscheiding, omdat zij jarenlang hun werk goed of zelfs uitstekend hebben verricht. Maar het cultuurtje eromheen zint mij niet. Ene Sywert van Lienden kwam pas van de universiteit en kon geen enkele verdienste in de politieke journalistiek tonen. Toch zat hij in de jury.
“Hij leverde een waardevolle bijdrage in een jury waarin uit meerdere disciplines, uit wetenschap, journalistiek en maatschappij mensen bij elkaar worden gezet”, oordeelt voorzitter Jan Schinkelshoek. Ik was tegenover hem zo vrij daar wat vraagtekens bij te zetten. Bijna 45 jaar geleden kwamen wij elkaar voor het eerst tegen. Als collega’s op de perstribune van de Tweede Kamer. We kennen elkaar dus een beetje. We weten van elkaar waar we vandaan komen. Schinkelshoek over mijn oordeel over Sywert: “Je denkt te veel vanuit de leer van de erfzonde”.
Schinkelshoek probeert Sywert van Lienden dus uit de wind te houden. “Die prijs wordt toegekend door een jury met vogels van allerlei pluimage en uit de breedte van politiek en samenleving”. Van Lienden “toonde zich altijd politiek betrokken, gedreven en vakkundig. Hij was ook zo slim, toen hij de mediastorm over zijn 9 miljoen zag aankomen, om zichzelf terug te trekken uit de jury.”
Goed, mensen, dat was dan dat. Maar nu die prijs zelf. Ik was er al bij toen Anne Vondeling de laatste maanden sleet in de voorzittersstoel van de Tweede Kamer. Dat deed hij niet slecht. Hij schreef een boek die nog steeds wordt gelezen. ‘Tweede Kamer: lam of leeuw’. Verplichte kost voor toen aankomende nieuwe politieke journalisten. Vondeling wilde wel eens wat anders. Afkomstig uit een boerenfamilie in het Friese Ooststellingwerf, zag hij eerder dan anderen het belang van de Europese politiek.
Toen in juni 1979 het Europees Parlement voor het eerst rechtstreeks door jullie en mij gekozen kon worden, stelde hij zich kandidaat. Ik liep gelijk met hem op toen wij een maand later, hij als gekozene, ik als journalist, het station van Straatsburg uitliepen, op weg naar de installatie in het Paleis van Europa. Vondeling schopte het direct tot vice-voorzitter. Ik kan me er iets bij voorstellen hoe het was, toen hij in het late najaar van datzelfde jaar met de auto door Vogezen en Ardennen rijdend, vanwege een ernstig ongeluk zijn huis niet meer bereikte. Ik maakte diezelfde rit laten ook vele malen.
Anne Vondeling kreeg van zijn toenmalige PvdA-partijleider Joop den Uyl een ereblijk: de Vondelingprijs. Daar wil ik met veel achting, respect en waardering over spreken. De eerste keer, in juni 1981, toen de prijs voor het eerst werd uitgereikt, heb ik daar ook in bijpassende bewoordingen over geschreven.
Maar gaandeweg kwam er de sleet op. Niet alleen omdat vanuit de politiek de politieke journalistiek onder het vergrootglas werd gelegd. Hoewel wij journalisten ‘de waakhonden van de pers’ worden genoemd, hoeven we niet zo kleinzielig te zijn om geen kritiek te willen verdragen uit de kring van onze slachtoffers.
Maar de oorspronkelijke opzet van een prijs, uitgegeven vanuit een politieke partij ter nagedachtenis van een groot vertegenwoordiger, is steeds verder op de achtergrond geraakt. Je mag ook verwachten dat met de verdere neergang van de Partij van de Arbeid in de Nederlandse politiek, ook deze prijs steeds verder in de mist zal verdwijnen. Want veel ‘PvdA’ zit er niet meer in, niet in het bestuur, niet in de jury. Zo bezien, is zowel het binnen halen van Sywert van Lienden, die zich probeert te profileren als vooraanstaand lid van het CDA, als het nu terug treden van hem, een duidelijk signaal van het steeds verder verbleken van de betekenis van deze prijs. En natuurlijk ook van het CDA als politieke partij.
O ja, maar ik was toch ook gevallen voor een prijs? Toch wel een beetje trots dat de ‘Merite Europeèn’ niet heel veel in Nederland wordt uitgereikt en ook niet alleen voor journalisten is. Er is maar één keer, op 2 juni 2016, aan journalisten gedacht. Ik kreeg die prijs omdat ik altijd kritische, journalistieke afstand tot de Europese politiek zou hebben bewaard. Deze boodschap heeft u niet van mijzelf.