
door Jan Schils
“Vroeger was alles beter dan nu”, is een gezegde dat graag in de mond wordt genomen om aan te duiden dat we tegenwoordig dingen meemaken, ook de meest afschuwelijke, die vroeger onmogelijk waren of werden geacht. Intussen zijn we wel wat wijzer geworden en er achter gekomen dat dit gezegde, hoe begrijpelijk ook, veelal niet opgaat. De vele oorlogen, die overal ter wereld in het verleden werden gevoerd, waren even bloedig als de huidige moderne conflicten en van een gelijke wreedheid. Niet alleen voor de soldaten op de slagvelden maar ook voor de burgerbevolking. Daar hoeven we echt geen tekening bij te maken. Sommige oorlogen en veldslagen hadden jaren nadien nog vreselijke, lugubere en bloedstollende gevolgen.

Foto: © Peter-Vincent Schuld
Neem nu de Slag bij Waterloo in juni 1815, waar de Frans keizer Napoleon, aan wiens handen even veel bloed kleeft als aan die van latere tirannen, door de geallieerden werd verslagen. De man tegen man gevechten daar en de dood en verderf zaaiende kanonnen en artillerie hadden afschuwelijke gevolgen. Wat zich na die gevechten jaren later op de slagvelden van Waterloo afspeelde, was weliswaar minder bloedig maar (op een andere manier) even afschuwelijk en ongelooflijk. De slag tussen de legers van de Franse keizer Napoleon en de coalitie van Britten, Pruisen en Nederlanders kostte enkele tienduizenden militairen het leven, van wie er (volgens historische bronnen) minstens 20.000 tot 22.000 in massagraven terechtkwamen

Foto: © Peter-Vincent Schuld
Wetenschappers hebben dezer dagen het lugubere verhaal bevestigd dat na de Slag bij Waterloo, dus jaren later, de beenderen van duizenden gesneuvelde militairen en paarden zijn verwerkt in de suikerindustrie. Bij eerder onderzoek was al komen vast te staan, dat een deel van de beenderen van de gesneuvelde militairen en paarden werd vermalen tot meststof voor de landbouw in de streek. Feit is dat die grond destijds al werd geroemd om haar vruchtbaarheid en tal van grote kasteelboerderijen aantrok.
Volgens de Luikse historicus Bernard Wilkin, zijn Duitse collega Robin Schaefer en de Britse archeoloog Tony Pollard werden vanaf 1834-1835 beenderen van militairen en paarden massaal uit de massagraven gehaald en verwerkt in de suikerindustrie. Bij opgravingen nadien werden in deze graven inderdaad nog nauwelijks menselijke resten aangetroffen. Per saldo zouden maarer slechts enkele skeletten van soldaten zijn gevonden.

Foto: © Peter-Vincent Schuld
Genoemde wetenschappers konden de hand leggen op documenten met tal van bijzonderheden over de suikerbietenteelt in de omgeving van Waterloo, die vanaf 1834 gouden tijden beleefde. Maar niet alleen de suikerindustrie ging het voor de wind. Ook handelaren en omwonenden van de massagraven hadden al gauw door dat er veel geld te verdienen viel door de beenderen uit de massagraven aan suikerfabrieken te verkopen. Tijdgenoten spraken zelfs over de inzet van jongere kinderen in het nachtelijk donker bij het verzamelen van beenderen…. Doorgaans werd voorheen alleen beenderkool van dieren gebruikt om suiker uit de suikerbieten te zuiveren. Het lugubere verhaal over het misbruik van de beenderen van gesneuvelde militairen verscheen destijds wel sporadisch in onder meer de Franse pers, waar getuigen die de massagraven hadden bezocht en hun afschuw te kennen gaven. Deze praktijken waren ook bij een breder publiek bekend, maar leverden niet de reacties op die tegenwoordig zouden zijn geventileerd via de sociale media. Een Duitse krant wist te melden dat je door honing in je koffie te gebruiken in plaats van gezuiverde suiker, kon vermijden dat je op zekere ochtend de atomen van je grootvader in je koffie zou oplossen.

De handel in beenderen was destijds wettelijk toegestaan, maar het opgraven van menselijke mocht onder geen beding. Daarop stond een gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar en een geldboete die tot 200 frank kon oplopen, wat destijds een omvangrijk bedrag was. Toch blijkt uit geen van de gevonden documenten, dat er ooit iemand werd gearresteerd of beboet wegens lijkenschennis.

Foto: © Peter-Vincent Schuld
De overheid trad kennelijk destijds even laks op tegen lijkenschennis als nu tegen drugs. De massagraven waren trouwens tegen 1860 leeg hetgeen de reden was om de deuren van de suikerfabriek in Waterloo voor altijd te sluiten. Tiense Suiker maakte naar aanleiding van de onthullingen in Waterloo bekend dat beenderkool tegenwoordig niet meer gebruikt wordt in het productieproces. Voor suikerbieten is de praktijk al lang verdwenen, maar voor de raffinage van rietsuiker is beenderkool op sommige plekken nog steeds in gebruik. Maar het betreft uitsluitend dierlijke botten, aldus het bedrijf.

Foto: © Peter-Vincent Schuld
Ongeveer een maand geleden ging de bal aan het rollen in Waterloo. Er werd bij toeval een geheel intact geraamte van een soldaat teruggevonden op het vroegere slagveld. Het nieuws sloeg in als een bom omdat het nog maar de tweede keer was dat er een skelet werd gevonden van een gesneuvelde militair. Het was de Schotse archeoloog Tony Pollard die de vondst deed. Hij kwam als eerste met de onthulling dat er aanvankelijk (enkele jaren na de gevechten) beenderen op het slagveld waren opgegraven van militairen en paarden en dat ze vermalen werden tot beendermeel en gebruikt als meststof. Beendermeel bevatten fosfaten die bij de productie van meststoffen erg populair zijn. Volgens de Luikse historicus Wilkin werden de meeste beenderen ter plaatse verwerkt in de suikerindustrie. De reden daarvoor was dat Napoleon een handelsblokkade tegen Groot-Brittannië had afgekondigd waardoor er geen import van suikerriet vanuit dat land mogelijk was. Europese suikerproducenten waren daardoor gedwongen op het vasteland op zoek te gaan naar manieren suiker uit lokale gewassen te halen Dat leidde tot de productie van suiker op basis van suikerbieten. Deze situatie doet denken aan de huidige EU-handelssancties tegen Rusland die deels als een boemerang in eigen gezicht terugslaan (gas- en olieboycot).

Foto: © Peter-Vincent Schuld
Volgens Wilkin kwam de suikerproductie en meer bepaald de methode, waarbij suikerbiet werd geraffineerd tot witte suiker, vooral op gang tussen 1820 en 1830. De suiker werd wit en puur gemaakt met behulp van dierlijke houtskool. Deze zogeheten beenderkool werd gewonnen door dierlijke beenderen te verbranden. Ze diende tevens als biologische filter. De bietensap ging door de kool om er zuivere, ongekleurde stroop uit te winnen. Wilkin: “De vraag naar beenderen groeide explosief en zo ook de waarde ervan. In 1832 begon de suikerindustrie in Waterloo. Het begon met de teelt van suikerbieten. Vervolgens verrees er al gauw een suikerfabriek en een oven om beenderkool te maken. Het voormalige slagveld leverde de benodigde beenderen van soldaten en paarden…

Foto: © Peter-Vincent Schuld
Volgens VILT (Vlaams Instituut voor Land- en Tuinbouw) kwam Wilkin met de volgende uitlating over zijn bevindingen: “Ik ben gaan zoeken in het Belgische rijksarchief in Louvain-la-Neuve en ontdekte dat er verschillende incidenten waren rond verboden opgravingen en beenderhandel. In het parlement werd destijds gedebatteerd over de handel in menselijke beenderen, die uiteraard illegaal was. In Eigenbrakel – waar in 1815 daadwerkelijk slag werd geleverd – hing de burgemeester plakbrieven op waarin de landeigenaren en de landbewerkers van de slagvelden expliciet werd gevraagd de opgravingen te doen stoppen. Er is een getuigenis van een Duitse wetenschapper die destijds de slagvelden bezocht en een aantal boeren zag graven. “Ze namen alleen paardenbeenderen”, zei een van de boeren. Een andere boer maakte een grapje dat “de beenderen van de soldaten wel heel erg op die van paarden leken.”

Foto: © Peter-Vincent Schuld
Volgens Wilkin moeten de boeren rond Waterloo destijds ook op menselijke botten gestoten zijn omdat het land diep moest worden omgeploegd voor de bietenteelt. En de beenderen waren zeer lucratief. Wilkin: “In een tijd waarin een kilo brood 25 cent kostte, leverden die beenderen honderdduizenden franken op. Veel meer dan zo’n boer normaal in zijn hele leven verdiende.”